Volmacht bij inschrijving op een aanbesteding
Nietige dagvaarding in een aanbestedingsprocedure
Een Kort Geding dagvaarding in een aanbestedingskwestie die nietig wordt verklaard, dat is uitermate bijzonder en is dan ook nog niet eerder voorgekomen. Voor een tweetal relaties van kantoor wisten wij dit onlangs - middels een dubbel verzoek tot tussenkomst - voor elkaar te krijgen bij de rechtbank Den Haag. Met de nietig verklaring van de dagvaarding waren de vorderingen van de eisende partij ineens van tafel en konden de percelen aan onze relaties gegund worden.
Jelle Zeelenberg advocaat bij Severijn HulshofRechtbank Den Haag 27 maart 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:3007.
Een inschrijver die het niet eens met de gunningsbeslissing moet binnen de Alcateltermijn een kort geding aanhangig maken. De inschrijver moet daartoe een inleidende dagvaarding uitbrengen waarin zij zowel haar eis als de gronden vermeld. Het niet voldoen aan dat vereiste kan de inschrijver duur komen te staan.
De dagvaarding van eiseres in deze kwestie was uiterst summier en bestond enkel uit stellingen die op geen enkele wijze – ook niet aan de hand van producties – nader worden toegelicht. Ondanks verzoeken van de aanbestedende dienst en de tussenkomende partijen weigert Eiseres lange tijd haar gronden te onderbouwen of producties over te leggen. Vier dagen voor de mondelinge behandeling dient Eiseres alsnog een uitgebreide akte met producties in, waarin zij haar bezwaren tegen de gunningsbeslissingen alsnog onderbouwt.
De aanbestedende dienst en de twee tussenkomende partijen hebben vervolgens als primair verweer aangevoerd dat de dagvaarding van Eiseres nietig is, omdat de dagvaarding niet de eis en de gronden daarvan vermeld zoals verplicht is gesteld in artikel 111 lid 2 sub d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarnaast is betoogd dat de laattijdig ingediende akte – waarin de gronden van de eis uiteen worden gezet – gepasseerd moet worden wegens strijd met de goede procesorde.
De voorzieningenrechter volgt het primaire verweer. Daarbij weegt de voorzieningenrechter in het bijzonder mee dat de handelswijze van Eisers op gespannen voet staat met het karakter van het aanbestedings(proces-)recht, waarin voortvarendheid en pro-activiteit van betrokken wordt verlangd. Ook is niet gebleken dat de onderbouwing niet al direct in de dagvaarding had kunnen worden opgenomen.
De akte met nadere onderbouwing moet volgens de voorzieningenrechter buiten beschouwing worden gelaten, zodat slechts een dagvaarding resteert waarin de gronden niet deugdelijk zijn geformuleerd. Met andere woorden er is sprake van een nietige dagvaarding en daarmee is het onmiddellijk einde oefening voor Eiseres en haar vorderingen.