Opschorting in kader meerwerk; zaligmakend of risicovol?
Tussen opdrachtgevers en aannemers bestaat vaak discussie over de vergoeding van het door de aannemer uit te voeren dan wel uitgevoerde meerwerk. Eén van de middelen die de aannemer ten dienste staat om deze discussie te beëindigen of te beïnvloeden, is opschorting van de werkzaamheden. De twee navolgende uitspraken van de RvA laten zien dat opschorting grote risico's met zich mee kan brengen, maar dat opschorting onder omstandigheden ook een gerechtvaardigd middel kan zijn.
Rixt Holsbrink advocaat bij Severijn HulshofDat het middel van opschorting de (onder)aannemer behulpzaam kan zijn, blijkt uit de uitspraak van 26 april 2019, nr. 36.344. Onderaannemer voerde diverse grond-, riool- en verhardingswerkzaamheden uit in het kader van een nieuwbouwproject met ondergrondse parkeergarage. Op grond van de overeenkomst was onderaannemer voor uitvoering van de werkzaamheden uitgegaan van grond met kwaliteitsklasse “Achtergrondwaarde” (schone grond).
Gedurende de uitvoering bleek de grond niet aan deze kwaliteitsklasse te voldoen. Hierdoor moest onderaannemer meer kosten maken voor bijvoorbeeld het afvoeren van de grond. De door onderaannemer gedane meer-werkvoorstellen werden niet goedgekeurd door hoofdaannemer. In reactie daarop schortte onderaannemer de werkzaamheden op. Arbiters oordeelden dat onderaannemer mocht uitgaan van de overeenkomst en de daarbij behorende werkzaamheden ten aanzien van grond met kwaliteitsklasse “Achter-grondwaarde”.
Opschorten
Van onderaannemer kon op grond van de overeenkomst naar het oordeel van arbiters niet gevergd worden dat de werkzaamheden voort zouden worden gezet zonder meerwerkopdracht. Van belang was daarbij de omstandigheid dat de door onderaannemer te maken kosten tot meer dan 50% van de aanneemsom konden oplopen. Zodoende was het gerechtvaardigd dat onderaannemer de werkzaamheden opschortte.
Toch is het opschorten van werkzaamheden voor een aannemer niet altijd zonder gevaar. Onterecht opschorten van werkzaamheden levert verzuim op, waardoor de opschortende partij aansprakelijk is voor de daardoor veroorzaakte schade.
In de uitspraak van 8 juli 2013, nr. 33.548 oordeelde het scheidsgerecht dat opschorting van de werkzaamheden door de aannemer onterecht was. Partijen konden over de prijs van het meerwerk geen overeenstemming bereiken.
Opdrachtgever was bereid om ter zake van het meerwerk 17.045,62 te betalen, waar aannemer vergoeding van een bedrag van €246.909,76 wenste. Arbiters achten een bedrag van 123.758,92 voor het meerwerk gerechtvaardigd. Die vaststelling pakte ongunstig uit voor de aannemer. Op grond van par. 36 lid 3 UAV 2012 dient een aannemer gevolg te geven aan besteks-wijzigingen leidende tot meerwerken als deze gezamenlijk minder zijn dan 15% van de aanneemsom.
Arbiters oordeelden dat hiervan sprake was en dat zodoende de opschorting door de aannemer niet gerechtvaardigd was. Opdrachtgever had na de opschorting, van de werkzaamheden door de aannemer de overeenkomst ontbonden en de werkzaamheden opnieuw aanbesteed. De aannemer was voor de daarmee gepaard gaande schade aansprakelijk.
Impasse
Zoals uit beide uitspraken blijkt, kan een opschorting een impasse tijdens de uitvoering van de werkzaamheden met zich meebrengen. Om daaruit te komen, zou de Fast-Track procedure bij de RvA een oplossing voor partijen kunnen bieden. Deze procedure is een (voorwaardelijk) bindend adviesprocedure waarvoor instemming van beide partijen is vereist. In een korte en snelle procedure geven arbiters een oordeel over het geschil. Vervolgens kunnen partijen door met de werkzaamheden. Het kan een middel zijn om een impasse bij een (dreigende) opschorting snel te doorbreken.