Onduidelijk hoe het begrip ‘referentieproject’ moet worden uitgelegd. En mogelijke vermenging van eisen?
Is dit de opstap naar meer steun voor de bouw?
Dagelijks berichten alle kranten over de ongekende tijden waarin het coronavirus ons heeft doen belanden. Het virus heeft een enorme impact op alles en iedereen en dat ook nog eens wereldwijd. Dat stemt somber. Maar er is ook een andere kant. Er blijkt in deze crisistijd ook heel veel te kunnen dat tot voor kort niet voor mogelijk te houden was.
Leendert van den Berg advocaat bij Severijn HulshofGedwongen door het nieuwe normaal van ‘thuiswerken als regel tenzij het echt niet anders kan’ blijken vele overleggen, vergaderingen en bijeenkomsten inmiddels prima via videoverbindingen te kunnen worden gehouden. Dat brengt wel weer (juridische) uitdagingen met zich (hoe vertrouwelijk zijn die gesprekken eigenlijk, wie luistert er mee en loopt er meteen een opname mee?) maar een online vergadering is in een paar weken tijd de gewoonste zaak van de wereld geworden. De categorische sluiting van alle rechterlijke instanties dwingt ook snelle innovatie af. Het horen van partijen blijkt ook via een video- of telefoonverbinding te kunnen en rechterlijke instanties blijken inmiddels ook zonder fax te bereiken te zijn. Het recht moet toch zijn loop hebben.
Voor de bouw zijn inmiddels veel sombere voorspellingen geuit. Door de onzekerheid die iedereen (en dus ook de consument) ervaart, komen investeringen stil te liggen. De verwachting is daarmee dat ook de bouw over een tijd minder productie zal kunnen draaien. Tegelijkertijd blijken er ongekende financiële mogelijkheden te zijn. Om de economie staande te houden worden door overheden enorme steunmaatregelen opgetuigd. Steunmaatregelen die tot voor kort niet alleen ondenkbaar maar zelfs verboden zouden zijn geweest. De Staat die zich opmaakt om de nationale luchtvaartmaatschappij overeind te houden, zou tot voor kort in Europa (maar ook in eigen land) veel uit te leggen hebben gehad.
Onder druk wordt dus alles vloeibaar. Naar mijn mening zou die dynamiek ook tot een innovatieve kijk op de toekomst van de bouw moeten leiden. Waar tot dit voorjaar de bouwproductie de woningnood niet kon bijbenen en waar wonen een eerste levensbehoefte is, zou het logisch zijn om de bouw juist nu te steunen met meer dan alleen maar plannen.
Net als de digitale vergadermogelijkheden zijn de middelen om dat te bereiken al volop aanwezig. Ze hoeven alleen maar in de praktijk gebracht te worden. Laaghangend fruit is daarbij het snel en efficiënt door laten gaan van aanbestedingen en opdrachtverstrekkingen. Het grootste deel van de aanbestedingsprocedures is al gedeeltelijk of geheel gedigitaliseerd. Die processen kunnen dus ook onverkort doorgang vinden, waarbij bijvoorbeeld interviews van sleutelpersonen ook prima digitaal kunnen verlopen. Hetzelfde geldt voor de besluitvorming die nodig is om tot opdrachtverstrekkingen te komen.
Een ander makkelijk middel is zekerheid en continuïteit van betalingen. In het kader van de rechtmatigheidstoetsing van betalingen zit er vaak een lange periode tussen het door de aannemer verrichten van de prestatie, het verkrijgen van een prestatieverklaring en de uiteindelijke betaling (met een ruime betalingstermijn). Daar waar doorgaande betalingen voor geleverde prestaties voor ondernemingen zeker op dit moment van levensbelang zijn, zou het betalingsproces toch veel sneller moeten kunnen. Op landelijk niveau blijkt betalen ook snel te kunnen, met een beperkte of snelle rechtmatigheidstoetsing.
En dan de vraag, of de huidige crisis niet aantoont dat een bredere visie van de overheid en een grotere regie voor de bouwproductie, ten behoeve van een betere continuïteit in de sector wenselijk zou zijn, waarbij de marktwerking niet het enige uitgangspunt kan zijn. Die vraag zou ik een paar maanden geleden niet gesteld hebben. Maar in de huidige omstandigheden, wie weet..?
In: Cobouw bouwbreed 2020/04