Onduidelijk hoe het begrip ‘referentieproject’ moet worden uitgelegd. En mogelijke vermenging van eisen?
Herziening UAV-GC 2005? Doe het goed!
Nu het initiatief tot herziening van de UAV-GC nog jong is wil ik een lans breken voor een fundamentele aanpak. Bij de herziening van de UAV 1989 hebben we kennis kunnen maken het fenomeen ‘lichte herziening’. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een marginaal gewijzigde UAV en een dik boek waarin is opgenomen wat er allemaal met de UAV 1989 had kúnnen gebeuren als het kader niet een ‘lichte herziening’ zou zijn geweest. Ook de UAV-GC hebben al eens een (zeer) lichte herziening doorgemaakt, in 2005.
Leendert van den Berg advocaat bij Severijn HulshofIn de afgelopen 15 jaar hebben de UAV-GC een vaste plaats verworven in de Nederlandse bouwcontracten maar dat wil niet zeggen dat geen verbetering mogelijk is. Een in het oog springend punt is dat de UAV-GC geschreven is voor allerlei verschillende situaties met meer en minder inmenging van de opdrachtgever. Dat werkt niet altijd goed uit. Indien onder de huidige UAV-GC de opdrachtgever zich zeer actief met het ontwerp en de uitvoering bemoeit, neemt zijn contractuele aansprakelijkheid bijvoorbeeld maar marginaal toe ten opzichte van de opdrachtgever die zich volledig afzijdig houdt. Het procedurele karakter van de UAV-GC zorgt er -zeker bij geschilbeslechting door de gewone rechter- vaak voor dat het op orde zijn van de bouwdocumentatie belangrijker kan worden dan het daadwerkelijke bouwen.
Een concreter verbeterpunt betreft de opzet met –doorgaans- een telefoonboek aan bijlagen. De UAV-GC laat alle vrijheid aan de opdrachtgever om zeer uiteenlopende documenten samen te voegen tot een vraagspecificatie. Documenten die in de uitvoering vaak strijdig blijken of elkaar niet echt aanvullen. Voor strijdigheden van documenten kent de UAV-GC een rangorderegeling maar voor slecht op elkaar aansluitende documenten is eigenlijk geen contractuele oplossing. Een bepaalde inkadering van hetgeen wel of niet aan een vraagspecificatie gehangen zou worden of zelfs enige mate van standaardisering van de vraagspecificatie zou welkom zijn.
Een ander praktisch probleempunt is de regeling ten aanzien van bodemaspecten. Bodemgesteldheid, zowel milieuhygiënisch als geotechnisch, is een van de meest voorkomende oorzaken van geschillen. Hoewel er allerhande onderzoekstechnieken zijn, blijkt vaak pas bij de uitvoering van het werk wat er voor die tijd onzichtbaar was. En dan ook nog vaak op een moment dat de bouw al onder hoge druk staat en vooral voort moet.
De eenvoudige regel van paragraaf 13, dat de opdrachtnemer verantwoordelijk is voor de afstemming van zijn werk op de bodemgesteldheid, levert dan vaak veel discussies op omdat te twisten valt over de vraag hoe ver die afstemmingsverplichting dan wel gaat. En als er dan een geschil ontstaat, biedt de UAV-GC feitelijk alleen de gang naar arbiters om dat geschil te beslechten. De Raad van
Deskundigen zoals die in de regeling is opgenomen wordt in 80 tot 90% van de opdrachten weggestreept, waardoor arbitrage overblijft. Dit, terwijl in de landen om ons heen veel gewerkt wordt met regelingen die partijen dwingen tot een bepaalde mate van overleg en die vervolgens een tussenstap inbouwen door een (al dan niet voorlopig) oordeel aan deskundigen te vragen. Het centrale doel is daarbij steeds om de bouw doorgang te laten vinden en om lange en kostbare procedures zoveel mogelijk te voorkomen.
Het zijn maar een paar voorbeelden maar ze geven wel aan dat alleen een lichte herziening een gemiste kans zou zijn. Ik spreek dan ook de hoop uit dat de werkgroep zich vooral goed door de praktijk van alledag zal laten inspireren, zeker in het licht van de opkomst van door de praktijk gedreven regelingen als NEC3. Het resultaat moet tenslotte een regeling zijn waarmee de praktijk weer jaren voortkan en niet een dik boek waar juristen de komende jaren hun tanden op kunnen stukbijten!