De raamovereenkomst
Eisende partij kan spoedeisend belang kwijtraken
Dat voor het starten van een kort gedingprocedure een spoedeisend belang vereist is zal bij velen bekend zijn; een eisende partij heeft in ieder geval spoedeisend belang indien van haar niet kan worden gevergd dat zij (de uitkomst van) een bodemprocedure afwacht. In de zaak die speelde voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo (vonnis van 2 mei 2012, LJN: BW5806) leek eiseres aan die voorwaarde te voldoen, doch verloor zij haar spoedeisend belang.
Bard van Veen advocaat bij Severijn HulshofNadat de zaak na de eerste mondelinge behandeling voor partijonderhandelingen was aangehouden, had gedaagde weliswaar herstelwerkzaamheden uitgevoerd, maar werd een definitieve oplossing niet bereikt. Daarom werd het kort geding voortgezet, en diende de voorzieningenrechter alsnog te beoordelen of het spoedeisend belang (nog) aanwezig was. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet het geval is.
De centrale overweging is dat gedaagde door zijn herstelwerkzaamheden de belangrijkste storingen had opgelost. Argumenten van eiseres ter onderbouwing van haar spoedeisend belang – bijvoorbeeld dat (nog/nieuwe) gebreken aanwezig zijn, of dat zij niet zonder hulp en gegevens van gedaagde in staat was om zelf (herstel)werkzaamheden uit te voeren – worden als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Concluderend oordeelt de voorzieningenrechter dat eiseres dientengevolge niet in een (nood)situatie verkeert, waarin niet van haar kan worden gevergd dat de uitkomst van een bodemprocedure wordt afgewacht. De voorzieningenrechter veroordeelt partijen wel in de eigen proceskosten omdat de vordering tot herstel heeft geleid.
De bodemprocedure in deze kwestie dient overigens bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw aanhangig te worden gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt dat eiseres verweten kan worden geen spoedplaatsopneming of een arbitraal kortgeding bij de Raad aanhangig te hebben gemaakt. Zo valt op, dat de voorzieningenrechter de voorlopige voorzieningenprocedure bij de Raad waardevol en gelijkwaardig acht, alsook het praktisch belang van een spoedplaatsopneming onderkent.
Meer specifiek had dit in de onderhavige zaak ertoe kunnen leiden dat door middel van die spoedplaatsopneming was komen vast te staan dat nog wel degelijk – bijvoorbeeld – een reële dreiging op storingen bestond. Meer algemeen was het voor de eisende partij sowieso praktisch geweest om alle procedures bij de Raad te concentreren.