Beroep op ontbinding over en weer faalt
Opdrachtgever heeft een aannemingsovereenkomst gesloten met aannemer voor het schilderen van de binnen- en buitenzijde van zijn huis en voor het plaatsen van een groot aantal ruitjes voor de aanneemsom van EUR 20.500,-. Uit het voorlopig deskundigenbericht in eerste aanleg blijkt dat een aanzienlijk deel van het aangenomen werk niet is uitgevoerd en dat het wel uitgevoerde werk tal van gebreken vertoont. In deze kwestie komt aannemer bij het gerechtshof Den Bosch op tegen het door de kantonrechter in eerste aanleg gewezen vonnis (niet gepubliceerd). De kantonrechter heeft partiële ontbinding van de aannemingsovereenkomst door de opdrachtgever toegestaan en zij heeft de schadevergoeding voor het herstel van gebreken door een derde toegewezen.
Ruben Chee advocaat bij Severijn HulshofHof Den Bosch 5 juni 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2468
Onterechte gedeeltelijke ontbinding of opzegging door opdrachtgever
Volgens de kantonrechter heeft de opdrachtgever de aannemingsovereenkomst terecht gedeeltelijk ontbonden gezien de tekortkomingen aan het buitenschilderwerk. Aannemer grieft hiertegen, omdat er volgens hem geen sprake was van verzuim aan zijn kant.
Het hof oordeelt dat de gedeeltelijke ontbinding door opdrachtgever onterecht is. Opdrachtgever heeft een ingebrekestelling verstuurd met een uiterste oplevertermijn van 30 september 2013, terwijl zij de overeenkomst op 30 augustus ontbonden heeft. Op dat moment verkeerden aannemers nog niet in verzuim.
Opdrachtgever voert nog aan dat zij de overeenkomst heeft opgezegd conform artikel 7:764 BW voor wat betreft het buitenschilderwerk. Het hof verwerpt dit ook, omdat het niet mogelijk is om met terugwerkende kracht een opzegging te construeren en niet gebleken is dat opdrachtgever destijds heeft willen opzeggen.
De grieven met betrekking tot het buitenschilderwerk slagen dan ook. De door opdrachtgever gevorderde schadevergoeding op dit punt komt niet voor vergoeding in aanmerking.
Onterecht beroep op ontbinding en opschorting door aannemer
Aannemer stelt zich op het standpunt dat hij op zijn beurt gerechtigd is de gehele overeenkomst te ontbinden, omdat hem de toegang tot het werk was ontzegd en hem daarmee de gelegenheid om het werk af te maken en op te leveren is ontnomen. Ook heeft de opdrachtgever een tweetal facturen onbetaald gelaten. Daarmee verkeerde de opdrachtgever in verzuim volgens de aannemer.
Het hof overweegt echter dat opdrachtgever meermaals heeft geklaagd over de uitvoering van het werk en dat de klachten serieus van aard en omvang waren. Tijdelijke stillegging van het werk, in afwachting van het expertiserapport over de gebreken, was aldus gerechtvaardigd.
Het hof oordeelt voorts dat de twee onbetaald gelaten facturen geen gerechtvaardigde grond voor ontbinding vormen. Partijen zijn namelijk overeengekomen dat de eerste factuur pas betaald moest worden op het moment dat het schilderwerk aan de voorgevel klaar was. Dit schilderwerk is nooit afgemaakt. Dat later een andere afspraak is gemaakt, hetgeen aannemer stelt, blijkt nergens uit.
De tweede factuur ziet op meerwerk. Het hof oordeelt dat op de post “Velux ramen” na de andere posten niet deugdelijk zijn toegelicht of onderbouwd. Ook op zitting kon aannemer de posten niet afdoende onderbouwen. Het hof overweegt dat zelfs als opdrachtgever het meerwerk met betrekking tot de Velux ramen verschuldigd is, dit ontbinding van de gehele overeenkomst niet rechtvaardigt.
Het Hof betrekt de geringe betekenis van desbetreffende meerwerkpost ook in haar oordeel over het opschortingsberoep van aannemer. Dat dit bedrag dermate gering is, staat ook aan een geslaagd beroep op opschorting in de weg.
Schadevergoeding herstel binnenschilderwerk en ruitjes
Het hof komt tot slot nog te oordelen over de schadevergoeding aan het binnenschilderwerk en de ruitjes. De deskundige heeft vastgesteld dat het binnenschilderwerk niet gereed is en op veel punten niet voldoet aan de eisen van goed vakmanschap. De beglazingswerkzaamheden zijn daarnaast niet conform de norm uitgevoerd.
Het hof volgt aannemer niet in de stelling dat ten tijde van de schilderwerkzaamheden derden in het pand aan het werk waren en beschadigingen hebben veroorzaakt. Een feitelijke onderbouwing of toelichting ontbreekt en bovendien heeft de deskundige vastgesteld dat de norm van goed vakmanschap door aannemer niet is gevolgd.
Ten aanzien van de ruitjes verweert aannemer zich met de stelling dat dit deel van het aangenomen werk is opgeleverd, althans dat opdrachtgever te laat heeft geklaagd. Ook deze stelling is volgens het hof onvoldoende onderbouwd. Dat het door de derde geleverde glaswerk bij herstel ander glas is dan destijds was geoffreerd door partijen kan aannemer ook niet baten. Dit glaswerk is namelijk goedkoper dan het destijds tussen partijen overeengekomen glas.
Het hof volgt de begroting van de onafhankelijke deskundige ter vaststelling van de schadevergoeding voor herstel door de derde. Dit is een fractie van de offerte van de derde, waarop opdrachtgever in eerste aanleg een beroep op heeft gedaan. Opdrachtgever heeft volgens het hof onvoldoende onderbouwd waarom het genoemde bedrag in de offerte gevolgd moet worden in plaats van het door de deskundige vastgestelde bedrag. In zoverre slaagt de grief van aannemer tegen de omvang van de schadevergoeding.
Ten aanzien van het binnenschilderwerk volgt het hof wel de door opdrachtgever overgelegde offerte van de derde die herstel heeft gepleegd. De offerte is namelijk zeer gespecificeerd, in tegenstelling tot de post binnenschilderwerk die is vastgesteld door de deskundige.
Al met al heeft aannemer in hoger beroep grotendeels bot gevangen. Wel is de door de opdrachtgever gevorderde schadevergoeding voor het buitenschilderwerk geheel afgewezen en is het door aannemer te betalen bedrag aan schadevergoeding voor het herstel van de ruitjes verlaagd.
Gepubliceerd in Actualiteiten Bouwrecht van het IBR d.d. 27 juni 2018